Over het categoriseren van ‘opvolgen’ en het herkennen van nieuwsfactoren


 De afgelopen week ontstond er op de journalistiekblog De Nieuwe Reporter enige consternatie na aanleiding van de ook daar gepubliceerde blogs (deze en deze) van Anne over haar scriptie, cq onze voorstudie. Eerst was er een boze hoofdredacteur die vond dat zijn medium onterecht slecht uit de bus kwam in ons onderzoek, alsof we een soort vergelijkend warenonderzoek doen. Daarbij viel voor de eerste maal de term ‘wetenschappelijk prutswerk’. In het commentaar op ons antwoord viel die term weer, deze keer door iemand anders gebezigd. Deze persoon viel over wat hij later onduidelijkheden vond in de manier waarop we verschillende manieren van ‘opvolgen’ (op enigerleiwijze in het nieuwsmedium aandacht besteden aan het persbericht) categoriseren.


Dat vond ik een bijzondere constatering, omdat dit mij behoorlijk duidelijk leek in de blogs en nog meer in de toelichting die ik de reageerder in kwestie gaf. Eigenlijk is het nog vreemder, vanuit een onderzoekersoogpunt gezien, omdat codeerregels voor die onderverdeling van soorten ‘opvolging’ behoorlijk helder te maken zijn. Codeurs hebben er, weet ik uit ervaring, weinig moeite mee. Des te meer moeite hebben ze met de nieuwsfactoren. Wanneer is iets nu verrassend en waneer een beetje, of heel veel (want we scoren de nieuwsfactoren op een 5-puntsschaal)?

Over die laatste kwestie wilde ik al een tijdje een blog schrijven, maar het kwam er tot nu toe niet van. In het werkveld blijkt nu een heel andere variabele juist een lastige dobber te zijn (zover mijn steekproef van 2 mensen, die de moeite namen om in de pen te klimmen, enige geldigheid heeft). Daarom hier enige toelichting op hoe dat lezen* van pers- en nieuwsberichten in dit project er eigenlijk aan toegaat.

Opvolgen
In een eerder onderzoek kwam naar voren dat journalisten persberichten op velerlei wijze verwerken, maar die zijn allemaal terug te brengen tot twee hoofdcategorieën. In de eerste categorie blijft de boodschap van het persbericht de hoofdmoot van het mediabericht (al dan niet letterlijk, al dan niet compleet). In de tweede categorie vormt de informatie uit het persbericht slechts (een) aanleiding voor een geheel eigen productie (nieuwsbericht, analyse, interview), waarbij de informatie uit het persbericht slechts een minderheidsdeel van het uiteindelijke mediabericht vormt. In het genoemde onderzoek zijn beide categorieën nog onderverdeeld in drie of 4 subcategorieën. In dit onderzoek zijn al die subcategorieën niet van belang. Daarom hanteren we slechts drie categorieën. Drie, omdat de eerste is opgesplitst in berichten die geen enkele informatie uit andere bronnen bevatten (wat niet wil zeggen dat de informatie niet elders gecheckt is!!), en mediaberichten die zijn gebaseerd op het persbericht, aangevuld met citaten, verwijzingen naar eerdere gebeurtenissen en aanvullende feiten.

Herken de verrassing
Ons onderzoek leunt sterk op de nieuwsfactorentheorie, bijna vijftig jaar geleden voor het eerst helder beschreven en toegepast door de Noorse onderzoekers Galtung en Ruge. Die theorie wordt nog steeds heel regelmatig aangehaald in de wetenschappelijke literatuur over journalistiek, nieuws en politieke communicatie. Veelal gaat dat niet gepaard met een inhoudsanalyse, zoals wij die wel doen. En daar is een goede reden voor. De nieuwsfactoren, die de basis van de theorie vormen, zijn lastig goed nauwkeurig te beschrijven, en dus te herkennen in nieuwsberichtgeving. Het zijn vooral Duitse auteurs die zich daar toch met succes mee beziggehouden hebben. Daarom leunen we ook sterk op het instrumentarium dat door hen is ontwikkeld en getest. Maar zelfs dan is het nog lastig. Ten eerste omdat zij zich van verschillende nieuwsfactorencatalogie bedienen (daarover een andere keer meer) en ten tweede omdat de nieuwsfactoren in elke nieuwe context aanvullende beschrijving nodig hebben.

Met dat laatste hebben we ons afgelopen maanden intensief bezig gehouden. De nieuwsfactor (verrassing is een van de nieuwsfactoren) en haar beschrijving (in de vorm van een codeerinstructie) werden geherfomuleerd in de context van het onderzoek (nieuws over bedrijven) en voorzien van voorbeelden. Daarna werden deze codeerinstructies meermaals getest door een panel van studenten, wat leidde tot een completere codeerinstructie met (a) een heldere beschrijving van wat onder verrassing verstaan moet worden, (b) een zo helder mogelijke instructie om de mate van verrassing te herkennen en (c) passende voorbeelden. Met dat materiaal zijn de codeurs nu aan de slag.

Wellicht dat u met deze inkijkjes in de onderzoekskeuken een beter idee krijgt van hoe wij onderzoekers al die pers- en nieuwsberichten lezen, namelijk met een goed geïnformeerd en zorgvuldig samengesteld codeboek, wat ons in staat stelt om vanuit onze vraagstelling systematisch te lezen*. Wat ons betreft is dat vakmanschap en geen ‘wetenschappelijk prutswerk’.

*) Fred Wester (2003) Lessen uit lezen. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen.

Pytrik Schafraad